Jihlava (**)
Regio (kraj) : Vysočina
District (okres) : Jihlava
Coördinaten locatie : 49°24 N 15°35 O
GPS parking : Masarykovo náměstí
Website locatie : Jihlava
Jihlava is gelegen in de regio Vysočina, district Jihlava, ongeveer halfweg tussen Praag en Brno.
De plaats telt ongeveer 50.000 inwoners.
Jihlava heeft een oppervlakte van ongeveer 80 km².
Historische bronnen vermelden dat zich aan het eind van de 12e eeuw op de heuvel boven de rivier Jihlava een Slavisch dorp met een kerkje, dat gewijd was aan de H. Johannes de Doper, bevond. Van hieruit begon de kolonisatie van de regio, die buitenmatig versneld werd door de ontdekking van zilvererts aan het eind van de veertiger jaren van de 13e eeuw. De zilverkoorts bracht hier mijnwerkers, ambachtslieden en handelaren uit heel Europa naartoe. Het kleine dorp was te klein voor de immense toestroom van nieuwkomers en hun behoeften. Daarom begon men aan de overkant van de rivier en nieuwe stad te bouwen. De uit de delfactiviteiten voortvloeiende rijkdom toonde zich met name in de royale aanleg van de stad.
Bijna tegelijkertijd startte de bouw van de drie belangrijkste kerkelijke gebouwen, de parochiekerk van de H. Jacobus en de kloostercomplexen van de minderbroeders en van de dominicanen. De regelmatige plattegrond van het rechthoekige netwerk van straten met een groot plein in het midden werd vastgesteld door de bouwwet van koning Přemysl Otakar II uit het jaar 1270. De Koninklijke voorrechten waarborgden de stad voorspoed en Jihlava werd snel een van de machtigste steden van het Koninkrijk. De stad werd beschermd door massieve wallen. Het plein werd omzoomd door stenen huizen met gaanderijen. In de stad werden munten geslagen. De bewaarde kunstschatten (geïllumineerde juridische handschriften en laatgotische standbeelden) behoren tot de belangrijkste representanten van de kunstwerken van die tijd in de Boheemse landen.
Jihlava neemt ook een vooraanstaande plaats in op het gebied van de rechtspraak - voor het eerst in Midden-Europa werd hier naast het stadsrecht ook het mijnrecht gecodificeerd. Dit mijnrecht diende als voorbeeld voor vele andere mijnsteden. Lange eeuwen was Jihlava de zetel van de hoogste rechtbank op het gebied van het mijnwezen.
De betekenis van het delven van het zilvererts verminderde aan het einde van de 14e eeuw, toen de rijkste aderen van het pure zilver uitgeput raakten en de mijnen geteisterd werden door aardbevingen en hoogwater. De economische ontwikkeling van de stad werd in die tijd echter reeds verzekerd door de handel. De ambachtelijke productie - met name de lakenindustrie - bleef voor drie eeuwen de beslissende economische branche.
Een grote brand van de stad in het jaar 1523 maakte een einde aan de middeleeuwse etappe van de bouwontwikkeling van de stad, die toen vernieuwd werd in de renaissancestijl. Er ontstond een voor Jihlava typische huissoort met de zogenaamde overdekte binnenhof, waarbij zich boven een gotische benedenzaal een renaissance ruimte van de bovenzaal opent. Deze heeft een arcadeloge met Toscaanse pilaren en wordt meestal overdekt door een cellengewelf en vaak versierd met fresco's.
De stad leed veel onder de Zweedse bezetting in de Dertigjarige Oorlog. De buitenwijken werden verbrand en de meeste huizen werden gesloopt. In de stad bleef slechts een achtste deel van de bevolking over. Het duurde meer dan honderd jaar, voordat alle schade hersteld was en Jihlava tot een nieuwe financiële en culturele bloei kwam.
De stad werd vernieuwd in de stijl van de barok. Het belangrijkste barokke bouwwerk is de jezuïetenkerk van de Heilige Ignatius, gebouwd samen met het college en het gymnasium in het laatste kwart van de 17e eeuw.
Een nieuwe etappe van de ontwikkeling vond opnieuw plaats dankzij het laken. Keizerin Maria Theresia nodigde Nederlandse lakenwevers uit naar de stad. Hun ervaring leidde tot een verbetering van de productie. Duizenden bewoners van de stad en de omgeving vonden hun broodwinning in de lakenproductie. In de tweede helft van de 18e eeuw was Jihlava de tweede grootste producent van lakenstof in de monarchie. De stad veranderde toen van gedaante. Zij werd bevrijd van de enge omsluiting tussen de wallen, het plein kreeg nachtverlichting en het raadhuis werd verbouwd. Aan het begin van de 19e eeuw werden de stadspoorten met de smalle doorritten gesloopt en de voorgevels van de huizen kregen een classicistische uiterlijk.
Het gehele stedelijke monumentenreservaat - een unieke combinatie van gotische, renaissance en barokke architectuur - maakt zeker iedere bewonderaar van kunstschatten en van het verre verleden enthousiast.
Het stedelijke monumentenreservaat werd ingesteld in het jaar 1951 (met aanpassingen in 1982). In het historische centrum bevinden zich 213 beschermde objecten waarvan 70 monumenten.
Bezienswaardigheden
Catacomben
Het ondergrondse Jihlava is een belangrijk historisch en bouwkundig monument van de stad. Voor wat betreft de omvang van het ondergrondse labyrint direct onder de stedelijke huizen, is het na Znojmo het tweede grootste ondergrondse in de Tsjechische Republiek. De totale lengte van de tunnels bedraagt 25 km over een totaal oppervlak van 50.000 m².
De gangen werden op verschillende niveaus uit de rotsen gehakt. Zij bevinden zich onder bijna alle gebouwen van de historische stadskern. De kelderruimten, die 2-4 m onder het oppervlak liggen, vormen de eerste ondergrondse verdieping, waarvandaan men naar de tweede verdieping kan afdalen tot een diepte van 4-6 m. Onder enkele objecten werd op een diepte van 8-14 m nog een derde verdieping uitgegraven.
De eerste verdieping werd uitgegraven in de loop van de 14e eeuw, de tweede en de derde verdiepingen in de 16e eeuw.
In de 17e eeuw werden enkele gangen versterkt met een bakstenen muur en de afzonderlijke stukken werden verbonden door korte gangen.
De ondergrondse gangen hebben een breedte van 0,8 - 2,5 m en een hoogte van 1,2 - 3,5 m.
Door het midden van de vloer werd in het verleden een gleuf geleid, die al het onderaardse en doorsijpelende oppervlaktewater met behulp van de zwaartekracht uit de ondergrondse gangen wegleidde. Of het water verzamelde zich in zinkputten, uitgegraven in de vloeren van de lager gelegen ondergrondse gangen. Hier sijpelde het water gedeeltelijk door in het ondergrondse of werd verder gebruikt.
De ondergrondse ruimtes werden geventileerd met behulp van ventilatieschachten, die vanuit het ondergrondse naar de oppervlakte leidden. Op vele plaatsen kan men via de ondergrondse gangen ondergrondse bronnen bereiken.
Behalve de hoofdgangen waardoor men kan lopen, bevinden zich in het ondergrondse ook kanalen met een breedte van 0,6-0,7 m en een hoogte van 1,0-1,7m. Deze dienden voor de stadsburgers in de Middeleeuwen als riolering. Op vele plaatsen vervullen de kanalen deze functie tot op heden, ook al zijn zij natuurlijk tegenwoordig versterkt en aangesloten op het nieuwe rioleringssysteem.
Over het ontstaan van het ondergrondse Jihlava doen verschillende vermoedens de ronde. Lange tijd gingen de historici er van uit, dat de onderaardse gangen overblijfsels waren van oude zilvermijnen. Anderen beweerden, dat de onderaardse gangen uitgehakt werden voor militaire doeleinden. Hedendaagse historici zijn van mening, dat de onderaardse gangen hun bestaan danken aan economische factoren. Jihlava lag op een belangrijk kruispunt van middeleeuwse handelsroutes en daarom begon in de tijd, toen de zilverwinning afnam, een intensieve groei van handel en ambachten. Kooplui en ambachtslieden breidden voor de opslag van handelswaar en producten hun bestaande kelders uit. Het graaf- en hakwerk werd uitgevoerd door de ervaren mijnwerkers uit de stad.
Begin 18e eeuw nam het intensieve gebruik van de kelders af. Eind 18e eeuw werd een deel van de onderaardse gangen zelfs gebruikt als onderdeel van het rioolsysteem. In de 19e eeuw werd tijdens de aanleg van water- en gasleidingen en de bouw van nieuwe huizen een groot deel van de gangen volgestort met puin. Vaak werd hierdoor het oude afwateringssysteem verstoord. Gangen liepen vol met water, waarna het veel tijd en moeite kostte om de oorspronkelijke afvoer te vinden en te voorkomen dat de funderingen nat zouden worden.
Ook de eenheid van het "doolhof" werd verstoord, omdat vele huiseigenaren de doorlopende gangen geleidelijk afscheidden met muren. Tijdens de Duitse bezetting werd een deel van de gangen aangepast als schuilkelder. Na de oorlog werd in het begin geen belangstelling getoond voor de ondergrondse gangen. Pas in het jaar 1957 werd ongeveer een kilometer van de gangen toegankelijk gemaakt voor het publiek.
In de 60er jaren werden bijna alle gangen versterkt met een betonnen skelet. Het ondergrondse werd gereinigd en het middeleeuwse ontwateringssysteem werd vernieuwd. Door de sanering werd het profiel van sommige gangen verlaagd, alleen het toegankelijke deel werd in de oorspronkelijke staat gelaten. In 1969 werd het ondergrondse voor het publiek gesloten en met de rondleidingen ving men pas weer aan in het jaar 1991.
Tijdens werkzaamheden aan het plein en de straten werd het merendeel der ventilatieschachten afgesloten, wat zorgde voor een grotere luchtvochtigheid in het ondergrondse. De temperatuur daarin schommelt tussen 8 en 12° C.
In het jaar 1978 werd door amateur-speleologen de zgn. "glimmende gang" ontdekt. De wanden van de gang zijn bedekt met een witachtige laag, die na bestraling met licht een groene gloed produceert. De gang ligt ongeveer 11 m onder het aardoppervlak. De breedte ervan is 2,1 m, de hoogte ervan is 2,9 m. Deze gang is de grootste rariteit en een raadsel van het ondergrondse Jihlava.
>>> Adres : Hluboka <<<